Waar komt onze Belgische speculaas vandaan?
Een dun, krokant boterkoekje met een prent, zo kennen we de speculaas vandaag. Met Sinterklaas of Sint-Maarten komen daar de (zeer) grote speculazen bij zoals het hoort in onze feesttraditie.
We overlopen in meerdere weetjes enkele interessante weetjes over speculaas en gaan van start met de vormen en de tekeningen op de Belgische speculaas.
Deel I: een koek met een prent
Dankzij de ontdekking van akkerbouw en graangewassen was er sinds de steentijd voldoende graan en meel om te bakken. Naast het bakken van het “dagelijkse brood” schonk men, om de toekomst te verzekeren, offerkoeken. Ze werden versierd of kregen een specifieke vorm om moedernatuur of de (weer)goden te behagen.
Een belangrijke rol bij de ontwikkeling van brood en gebak speelden de Egyptenaren. Op onderstaand beeld zien we de bakkerij van Ramses III met onder andere broden in de vorm van dieren.
Enkele eeuwen later kregen de offerkoeken ook een plaats in het christendom, maar dan wel met christelijke afbeeldingen. De meeste heidense beelden verdwenen en heiligen kwamen in de plaats. In de 17de eeuw probeerden de protestanten ook de koekenheiligen te weren maar sinterklaas hield stand!
De koekenplank, meer dan muurdecoratie.
Voor het versieren van koeken of broden denken we aan reepjes deeg, stempels of mallen. Een mal kan gemaakt zijn uit steen, klei of metaal, denk aan wafelijzers! En ook uit hout, archeologen vonden ze in bakkerijen in Mesopotamië, in Egypte, … Bij ons is het waarschijnlijk wachten tot de nonnen in de kloosters mallen ontwikkelden om decoraties te maken.
De oudste koekplanken in de Lage Landen werden gebruikt om marsepein, dragant (een vorm van suikerdecoratie), peperkoek en taai-taai een specifieke vorm en tekening te geven. Dit zijn de voorlopers van de speculaasplanken, er is echter veel onduidelijkheid over welke plank voor wat gebruikt werd. Men ziet wel een evolutie in de kwaliteit van de koekplanken, hoe fijner en hoe meer detail, des te ouder is de plank.
Uit welk hout gesneden?
In vroeger tijden kende men de kwaliteiten van elke houtsoort. Voor de koekplanken moet het hout:
- fijn vezelig zijn, zo kon de houtsnijder meer details toevoegen;
- niet te hard maar toch stevig, de koek werd uit de vorm geklopt;
- fijne poriën hebben zodat er geen smaken worden afgegeven.
De koeksnijders kiezen daarom voor fruitboomhout of beukenhout, als je een eikenhouten koekplank koopt klopt er iets niet.
De houten vormen werden tijdens de industriële revolutie vervangen door walsen. Ook onze bakkers gingen aan de slag met een kleine, handgedraaide wals. We zien hieronder een prachtig voorbeeld bij Benny Swinnen, let ook op de blauwe touwtjes die helpen om de gevormde speculazen los te maken. Eet je wel eens speculaas van Vermeiren, dan zie je ook daar duidelijk de lijnen gevormd bij het loskomen uit de wals.
En recent doet 3D printen zijn intrede bij de speculaasvormen, de toekomst is verzekerd met gepersonaliseerde speculaasjes!
Bron
Voor dit weetje, en de toekomstige, kunnen we ons baseren op de thesis van Barbara Rubberecht “Speculaties rond gebak uit houten prenten: een proces van intensivering naar extensivering.” Zij studeerde in 2006 af aan de Universiteit Gent als Licentiaat in de Kunstwetenschappen, richting Etnische Kunst.