Hagelandse uiterzure
In tijden dat koeltechnieken nog niet op punt stonden, werden bepaalde vleesdelen na de slacht onmiddellijk gezouten en/of in het zuur gelegd om ze te bewaren voor later gebruik.
Het ging daarbij om stukken vlees die doorbloed waren tijdens het slachten, vlees van de kop, de longen, de lever en de hersenen. Deze werden samen gebakken of gekookt, gemengd met zout en azijn en seizoengroenten en koud geserveerd als een salade of broodbeleg. De samenstelling van deze ‘uittenzure', vlees uit het zuur, verschilde van streek tot streek. Elke familie en kokkin had haar eigen recept. Als runderen of varkens werden geslacht voor de kermisdagen dan werden die ‘minderwaardige' stukken ook opgekocht door caféhouders waar verenigingen, spaarkassen of fanfares hun thuis hadden. Ze werden er meestal door de waard(in) of de thuiskok verwerkt en geserveerd tijdens de kermisfeesten. Goed draaiende cafés hadden overwegend ook de lekkerste bereidingen. Daarom werden de recepturen angstvallig geheim gehouden en gingen van generatie op generatie over.
De Vertrijkse sla van Beenhouwerij Vangramberen bouwt voort op deze oude traditie om vlees gedeeltelijk te verwerken tot een gemengd gerecht. De naam Vertrijk komt van de deelgemeente van Boutersem waar de slagerij is gevestigd. De Vertrijkse sla wordt gemaakt van de ‘snijlingen' van rundvlees, gekookt en gemengd met een lichte dressing van azijn, ui, tomaat, peterselie, peper en zout. Ze wordt koud gegeten als broodbeleg, op een toast of een geroosterd brood of als vulling in een tomaat.